Op 13 september 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een voor Nederlandse expediteurs en cargadoors relevant vonnis gewezen ter zake van de vraag of een expediteur die een zeetransport bij de rederij agent boekt en vervolgens de naam van zijn opdrachtgever als ‘shipper’ op het cognossement of de ‘sea waybill’ laat vermelden, door die enkele boeking als ‘Merchant’ onder de cognossement/’sea waybill’ condities van de zeevervoerder heeft te gelden.
Kort samengevat ging de zaak over het navolgende.
Biodiesel Amsterdam verkocht op basis van de leveringsconditie ‘ex works’ een partij van 20 containerladingen ‘crude glycerine Cat 1’ met als eindbestemming China aan de voorafgaand aan de rechtbankprocedure gefailleerde koper SKIP gevestigd te Singapore. SKIP schakelde de Nederlandse expediteur Logix in voor het regelen van het vervoer van de lading glycerine vanaf de fabriek van Biodiesel Amsterdam naar China. Voor het zeevervoer vanaf Rotterdam naar de Chinese loshaven plaatste Logix een transportboeking bij Maersk, zonder in die boeking uitdrukkelijk te vermelden dat zij boekte in naam van haar opdrachtgeefster SKIP. Wel werden de naam en adresgegevens van SKIP in de cognossementsinstructies van Logix aan Maersk als ‘shipper’ opgegeven en werd zij als ‘shipper’ op het order cognossement vermeld. Na aankomst van de lading crude glycerine Cat 1 in China werd deze door de toen inmiddels failliet gegane ‘consignee’ (die de lading glycerine van SKIP had gekocht) niet uitgehaald en bleven de 20 containers met hun ladingen glycerine in de loshaven staan. Er werden door Logix pogingen ondernomen om de 20 containerladingen glycerine door andere partijen te laten opkopen, maar daarover kon met Maersk China geen overeenstemming worden bereikt. Na enige tijd dienden de 20 containerladingen op last van de Chinese Douane te worden terugvervoerd naar Nederland waar zij gedurende een zeer lange periode op de containerterminal zijn blijven staan, omdat de containerladingen bij gebreke van een voor de export niet opgesteld gemeenschappelijk veterinair document (GDB) niet eenvoudig terug konden worden geïmporteerd. De containerladingen glycerine zijn uiteindelijk met grote vertraging in opdracht van Maersk vernietigd.
In de rechtbankprocedure sprak Maersk zowel Logix als Biodiesel Amsterdam aan tot vergoeding van de door haar gemaakte extra transportkosten, opslagkosten en vernietigingskosten. De vorderingen tegen Logix waren gebaseerd op de stelling dat Logix als transport boekende partij als ‘Merchant’ onder de cognossementsvoorwaarden van Maersk zou hebben te gelden en zij in die hoedanigheid en op basis van de daarmee door haar geaccepteerde cognossementsvoorwaarden Maersk zou moeten vrijwaren van de gemaakte opslag, extra transport, ‘handling’ en vernietigingskosten. De vordering van Maersk tegen Biodiesel Amsterdam was gebaseerd op onrechtmatige daad, te weten dat Biodiesel Amsterdam, ondanks dat zij de containerladingen ‘ex works’ aan SKIP had geleverd, gewoon als exporteur had te gelden en dat de export van Cat 1 materiaal (dierlijke afvalstoffen) naar China zonder daaraan te stellen strikte voorwaarden strijdig is met de Europese afvalstoffen regelgeving en dus onrechtmatig is. De vorderingen tegen Biodiesel Amsterdam werden door de rechtbank toegewezen, zij het met een correctie van de hoogte daarvan.
Ten aanzien van de schadevorderingen van Maersk tegen de transport boekende expediteur Logix (waar deze noot betrekking op heeft) overwoog de rechtbank allereerst dat in weerwil van het feit dat de vervoerovereenkomst onder het Maersk cognossement is onderworpen aan Engels recht, de vraag of Logix zelf partij is geworden bij die vervoerovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht, omdat Logix in Nederland gevestigd was/is en het vervoer in Nederland bij Maersk was geboekt. Vervolgens overwoog de rechtbank als volgt.
6.8 De vraag die partijen verdeeld houdt is dus in welke hoedanigheid Logix met Maersk heeft gecontracteerd ter zake van het onderhavige vervoer. …
Als uitgangspunt geldt dat een vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een expediteur) die in naam van zijn principaal (de afzender) een overeenkomst sluit, een overeenkomst tussen de wederpartij (vervoerder) en de principaal (afzender) tot stand doet komen. De vertegenwoordiger is in beginsel niet gebonden aan de door hem gesloten overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
6.9 Het antwoord op de onder 6.8 vermelde vraag of partijen bij het sluiten van de vervoerovereenkomst hebben bedoeld dat Logix zelf als wederpartij van Maersk heeft te gelden of dat Logix heeft gehandeld namens een derde (in welk geval deze derde als wederpartij van Maersk geldt), hangt af van wat Logix en Maersk daarover jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (vgl. HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521 (Kribbebijter)). Ook kunnen eerdere contracten tussen partijen daarbij een rol spelen.
Maersk draagt ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in beginsel de stelplicht en – bij voldoende betwisting – bewijslast van haar stelling dat de vervoerovereenkomst is gesloten met Logix.
6.10 Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat Maersk en Logix al langere tijd zaken met elkaar doen, dat Maersk weet dat Logix als expediteur optreedt voor haar opdrachtgevers en dat de gebruikelijke gang van zaken tussen Maersk en Logix is dat Logix vervoer boekt bij Maersk en Logix pas als de container al in het schip zit aan Maersk doorgeeft welke afzender en consignee er op het cognossement moeten komen te staan. Ook in het onderhavige geval was dit de gang van zaken. Logix heeft het vervoer op 22 september 2015 bij Maersk geboekt en toen de lading in het schip zat aan Maersk doorgegeven dat SKIP als afzender op het cognossement moest komen te staan (de consignee was “to order”). Maersk was dus ruim voor de afgifte van het cognossement op de hoogte van het feit dat Logix optrad als expediteur. Daaruit kan een indicatie voor directe vertegenwoordiging worden afgeleid die door de cognossementsinstructies van Logix om SKIP als shipper op het cognossement te vermelden worden versterkt. Maersk heeft deze instructie uitgevoerd en daarmee SKIP als haar contractuele wederpartij bij de vervoerovereenkomst aanvaard.
Hoewel onderaan het “BOOKING AMENDMENT” is vermeld dat de algemene voorwaarden van Maersk op deze booking van toepassing zijn, is gesteld en ook niet gebleken dat Maersk, die weet dat het gebruikelijk is dat een expediteur optreedt voor een opdrachtgever, ervan uitging dat het deze keer anders was en dat ook Logix de algemene voorwaarden zou hebben aanvaard en daaraan gebonden zou zijn (vgl. “Golden Med”, rechtbank Rotterdam 9 maart 1990, ECLI:NL;RBROT:1190:AJ2502 en Hof ’s‑Gravenhage 17 december 1991, ECLI:NL:GHSGR:1991:AL6979). Dat dit zou volgen uit een onderliggend service contract, zoals gesteld door Maersk, maar betwist door Logix, is ook niet gebleken.
6.11 Dat betekent dat niet Logix maar SKIP afzender en contractuele wederpartij van Maersk is. Dat Logix de Merchant Clause (artikel 1 van de algemene voorwaarden) heeft aanvaard en daarmee is toegetreden tot de vervoerovereenkomst is gesteld noch gebleken.
Er is dan ook geen sprake van dat Logix verplichtingen als “Merchant” in de zin van artikel 1 jo 15 (Merchant’s Responsibility) van de algemene voorwaarden van Maersk niet is nagekomen. De rechtbank wijst de daarop gegronde vordering jegens Logix daarom af.
Bovenstaande overwegingen ten aanzien van de vraag of een transport boekende expediteur als ‘Merchant’ onder de cognossement/’sea waybill’ voorwaarden heeft te gelden, zullen in vrij veel discussies tussen cargadoors en transport boekende expediteurs over tegen die expediteurs gerichte vorderingen tot vergoeding van container ‘demurrage’, ‘detention’ en andere onkosten een belangrijke rol kunnen spelen. Dit vraagstuk is ook een aandachtspunt in het kader van de keuze van een expediteur om de door de grotere rederijen vaak voorgestelde tariefovereenkomsten of ‘Merchant declarations’, waarin de expediteur uitdrukkelijk aanvaard ‘Merchant’ te zijn, wel of niet te tekenen/af te geven. Kortom, een mogelijke opsteker voor Nederlandse expediteurs.
Op het moment van schrijven van deze noot is het vonnis van 13 september 2023 nog niet gepubliceerd. Voor vragen kunt u met HerikVerhulst Advocaten contact opnemen.