Bereik ons

Contactgegevens HerikVerhulst

Tel: +31 10 41 000 55

Email: info@herikverhulst.nl

Contactformulier: Klik hier

Adres:
“Wilhelminatoren”
Wilhelminaplein 16
3072 DE Rotterdam

Contactgegevens Herik & Verhulst

Tel: 010 41 000 55

Email: info@herikverhulst.nl

Contactformulier: Klik hier

Adres: Klik hier

Belangrijke wijzigingen voor bestuurders van stichtingen en verenigingen (WBTR)

Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen 2020 (“WBTR”) (deels) in werking getreden. De WBTR is erop gericht de huidige regeling voor bestuur en toezicht bij verschillende rechtspersonen aan te vullen en te verduidelijken.

De WBTR is met name gericht op de vereniging, de stichting, de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij en kan onder omstandigheden grote gevolgen hebben voor bestuurders van stichtingen en verenigingen.

In deze update brengen wij u op de hoogte van de belangrijkste punten van de WBTR. Er wordt achtereenvolgens stilgestaan bij de volgende punten:

  • Aansprakelijkheid van bestuurders;
  • Tegenstrijdig belang van bestuurders;
  • Meervoudig stemrecht binnen het bestuur;
  • Bestuurders en het belang van de rechtspersoon;
  • De one tier board bij stichtingen en verenigingen.

Aansprakelijkheid bestuurders

De huidige regeling met betrekking tot aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen van BV’s en NV’s in faillissementen gaat met de WBTR ook gelden voor de stichting en vereniging. Dit brengt bijvoorbeeld ook met zich dat het voor een curator van een failliete vereniging en stichting eenvoudiger kan worden om tegen onbehoorlijk bestuur op te treden, mede doordat de curator in bepaalde gevallen gebruik kan maken van een zogenaamd bewijsvermoeden. Dit bewijsvermoeden houdt in dat in het geval de administratie van de vereniging op stichting niet op orde is of de jaarrekening niet op tijd is gepubliceerd, wordt vermoed dat dit onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Hierdoor kan een bestuurder (eenvoudiger) aansprakelijk worden gehouden voor het tekort in het faillissement. Voorheen kon de curator alleen in faillissementen van commerciële verenigingen en stichtingen gebruik maken van dit bewijsvermoeden, maar nu gaat dit (dus) ook gelden voor de stichting of vereniging die op grond van de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening zoals vennootschappen die moeten opstellen. In de semipublieke sector zijn veelal instellingen actief die verplicht zijn om een dergelijke jaarrekening op te stellen. Te denken valt dan aan woningcorporaties, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en pensioenfondsen.

Ten aanzien van bestuurders van verenigingen en stichtingen die niet verplicht zijn een financiële verantwoording op te stellen zoals hiervoor genoemd, gelden de bewijsvermoedens niet. Zij kunnen echter wel aansprakelijk worden gehouden wanneer zij de vereniging of stichting onbehoorlijk hebben bestuurd en dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Al met al kan in ieder geval gezegd worden dat het risico voor bestuurders van een “gewone” vereniging of stichting om aansprakelijk gehouden te worden (iets) groter is geworden, maar dat weldenkende bestuurders die op een correcte manier handelen niet veel sneller aansprakelijk kunnen worden gehouden. Heeft u als bestuurder de zaken op orde, dan hoeft u zich door inwerkingtreding van de WBTR niet opeens zorgen te maken over eventuele procedures voor bestuurdersaansprakelijkheid.

Tegenstrijdig belang van bestuurders

Voor (bestuurders en commissarissen van) BV’s en NV’s geldt al lange tijd een wettelijke tegenstrijdig belang-regeling. De op grond van de WBTR geldende tegenstrijdig belang-regeling is (grotendeels) gelijkluidend aan de (oudere) voor bestuurders en commissarissen van BV’s en NV’s geldende regeling. Kort en goed houdt de regeling in dat bestuurders met een tegenstrijdig belang, niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over dat onderwerp. Doen zij dit wel, dan zou dat kunnen leiden tot een ongeldig besluit en zelfs bestuurdersaansprakelijkheid.

Het is denkbaar dat in sommige gevallen alle bestuurders een tegenstrijdig en/of persoonlijk belang hebben. In dat geval zal de besluitvorming plaatsvinden door het toezichthoudend orgaan (RvC of Rvt). Is deze er niet of hebben alle toezichthouders ook een tegenstrijdig belang, dan zal – bij een vereniging – de ledenvergadering het besluit moeten nemen. Als de “doorschuiving” niet kan plaatsvinden (te denken valt aan een stichting waarbij zowel alle bestuurders als de toezichthouders een tegenstrijdig belang hebben), zal het bestuur (of het toezichthoudend orgaan als dit er is) het besluit alsnog kunnen (en moeten) nemen. Hierbij moet dan wel goed worden vastgelegd waarom het besluit (toch) wordt genomen.

Meervoudig stemrecht binnen het bestuur

Het wordt met de WBTR mogelijk om een bestuurder meervoudig stemrecht toe te kennen. Hierdoor kan het zijn dat een bepaalde bestuurder meer stemmen heeft dan zijn collega-bestuurder. Een bestuurder kan echter niet méér stemmen hebben dan het aantal stemmen van de andere bestuursleden bij elkaar opgeteld.

Bestuurders en commissarissen en het belang van de rechtspersoon

Doorgaans zullen bestuurders van stichtingen of verenigingen zich richten naar het belang van de stichting of vereniging en de daarmee verbonden onderneming of organisatie. In de WBTR wordt dit uitgangspunt, dat al langere tijd in de wet is verankerd voor bestuurders en commissarissen van andere rechtspersonen, vastgelegd.

Eenzelfde verplichting geldt voor commissarissen indien de stichting of vereniging een raad van commissarissen heeft ingesteld. Overigens geldt hierbij dat het niet uitmaakt of de raad van commissarissen een andere naam draagt. Ook op een raad van toezicht zal de verplichting komen te rusten.

De WBTR verplicht overigens niet iedere stichting of vereniging om een toezichthoudend orgaan in te stellen. Wordt er een toezichthoudend orgaan in het leven geroepen, dan zullen de toezichthouders zich moeten houden aan de wettelijke regelingen.

One tier board

Een deel van de WBTR treedt op een later moment in werking. Wanneer dat precies zal zijn, is nog niet bekend. Op basis van dit nog in werking te treden deel van de WBTR wordt het voor verenigingen en stichtingen mogelijk, zoals op dit moment ook al mogelijk is voor BV’s en NV’s, om een zogenaamde one tier board in te stellen. In een one tier board wordt het bestuur gevormd door uitvoerende en niet uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders. De niet uitvoerende bestuurders zullen doorgaans de facto dezelfde werkzaamheden uitvoeren als commissarissen, maar zullen wel meer betrokken zijn bij het bestuur van de rechtspersoon.

Conclusie

De WBTR zal gevolgen hebben voor bestuurders en commissarissen van stichtingen en verenigingen.

De gevolgen op het gebied van aansprakelijkheid zullen echter niet groot zijn voor bestuurders en commissarissen die hun zaken thans al op orde hebben. Er lijkt daarmee ook weinig aanleiding voor ‘bangmakerij’ te zijn. Bestuurders moeten uiteraard wel stil blijven staan bij de taak die zij als bestuurder hebben en aandacht hebben voor het belang van de rechtspersoon en een eventueel tegenstrijdig belang. Wij adviseren graag over het bestuurdersschap en wat daarbij komt kijken. Dan kunnen wij ook de voor- en nadelen bespreken van het gebruik van meervoudig stemrecht en/of het (later) instellen van een one tier board.

Wij adviseren ook graag over eventuele wijzigingen die moeten worden doorgevoerd in de statuten, zodat de statuten geheel in lijn zijn met deze nieuwe wettelijke regeling. Op deze manier wordt voorkomen dat bepaalde delen van de statuten die niet in het nieuwe wettelijk kader passen eventueel buiten toepassing worden gelaten in de toekomst.

Contact

Voor vragen en/of opmerkingen kunt u contact opnemen met ons team Corporate / M&A.